De brievenbusvennootschap aan banden: antimisbruikmaatregelen van internationaal privaatrecht
WP 2022-11
Het Belgisch Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen bracht een belangrijke vernieuwing met zich mee op het vlak van het vennootschappelijk internationaal privaatrecht. De werkelijke zetelleer werd verlaten en vervangen door de statutaire zetelleer, waardoor men voortaan voor de bepaling van het toepasselijke vennootschapsrecht aanknoopt bij de locatie van de statutaire zetel. Deze overschakeling heeft tot gevolg dat oprichters of bestuurders zullen zoeken naar landen met lakse regels van vennootschapsrecht, om aldaar de statutaire zetel te (ver)plaatsen. Wanneer de vennootschap vervolgens haar voornaamste economische activiteiten verricht in een ander land dan dat van de statutaire zetel, komt een zogenaamde brievenbusvennootschap tot stand.
In deze Working Paper maakt Floris Mertens duidelijk dat België, Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland eerder wantrouwig staan tegenover het fenomeen van de brievenbusvennootschap. Hoewel dit vehikel een onvermijdelijk product van de incorporatieleer is, zou het ogenschijnlijk diverse misbruiken in de hand kunnen werken. Voormelde Europese landen trachten hier via tal van privaatrechtelijke antimisbruikmaatregelen aan tegemoet te komen. Dit lappendeken van maatregelen mist evenwel een zekere uniformiteit, gaat uit van een foutief misbruikbegrip, en is reeds talloze malen door het Hof van Justitie als onverenigbaar bevonden met de vrijheid van vestiging.