Schending van de belangenconflictregeling voor bestuurders leidt niet automatisch tot nietigheid van de bestuursbeslissing
WP 2022-19
Dit is een bespreking van het Cassatiearrest van 9 december 2021. Dat arrest handelt over de mogelijkheid voor een NV om, op basis van art. 7:96 § 2 WVV, de nietigheid te vorderen van een bestuursbeslissing wanneer het bestuur de belangenconflictprocedure uit art. 7:96 § 1 WVV niet (volledig) heeft nageleefd. In navolging van de stichter van het Instituut Financieel Recht, Eddy Wymeersch, oordeelt het Hof van Cassatie dat de nietigheid niet kan uitgesproken worden wanneer de feitenrechter vaststelt dat de naleving van de belangenconflictprocedure geen verschil had kunnen maken, dus geen invloed op de besluitvorming had kunnen hebben. Terwijl Wymeersch (De belangenconflictregeling in de vennootschappen, Maklu, 1996, nr. 71) enkel wou verhinderen dat nietigheid werd uitgesproken wanneer alleen maar de openbaarmakingsverplichtingen (melding aan de algemene vergadering, opname van notulen in het jaarverslag) niet werden nageleefd, laat het Hof van Cassatie ten onrechte ruimte aan de feitenrechters om ook andere “procedurefouten” als “zonder invloed” te kwalificeren.
De noot legt uit dat het Hof van Cassatie een weliswaar niet volledig onverdedigbaar arrest over een betwiste rechtsvraag heeft geveld, maar dat het arrest niettemin positiefrechtelijk verkeerd en beleidsmatig te betreuren is.
In elk geval zal ook na dit arrest een rechter nooit uit de feiten kunnen en dus mogen afleiden dat de deelname aan de besluitvorming van een bestuurder die krachtens de wet van deelname uitgesloten was, geen invloed op de besluitvorming heeft kunnen hebben.
Deze WP bevat de draft versie van een noot die bij het cassatiearrest zal verschijnen in TBH 2022/10.